De naam 'beleggingshypotheek' wordt in de volksmond (ten onrechte) ook voor deze effectenhypotheek gebruikt. De hieronder beschreven effectenhypotheek is een wezenlijk andere hypotheek dan de universal-life beleggingshypotheek.
Kenmerken:
- Geen aflossing: je betaalt uitsluitend hypotheekrente
- Geen verplichte aflossing tijdens de looptijd
- Aflossing niet binnen het verzekeringsproduct
- Eenmalig of periodiek beleggen in effecten
- Losse overlijdensrisicoverzekering meestal verplicht
- (Mogelijke) vermogensrendementsheffing in box III
- Invloed op rendement door kopen en/of verkopen van effecten
Effectenhypotheek algemeen:
-
Geen verzekering
Het fundamentele verschil tussen de effectenhypotheek en beleggingshypotheken is dat het vermogen (voor aflossing van de hypotheek) niet wordt opgebouwd in een verzekering. Er wordt dan ook geen premie aan een verzekeraar betaald.
De hypotheeklasten bestaan naast de hypotheekrente uit een bedrag dat wordt belegd. Dat kan een periodieke en/of eenmalige inleg zijn in een fonds naar keuze (soms worden hieraan beperkingen gesteld door de bank).
Het te investeren bedrag kan al dan niet in het hypotheekbedrag worden opgenomen.
-
Belasting Box III
Het vermogen dat je met een effectenhypotheek opbouwt, wordt belast in box III.
Je betaalt dan 1,2% over het gemiddeld uitstaand vermogen per jaar (belastingtarief van 30% x fictief rendement van 4% = 1,2%). In box III geldt een vrijstelling van € 21.139,- per persoon (2013).